VEEL GESTELDE VRAGEN EN OPMERKINGEN OVER ONS WETSVOORSTEL

 

Tien misverstanden

 

1. "Ze zoeken een manier om minder belasting te betalen."

Dit is niet juist. Gewetensbezwaarden tegen de militaire bestemming van belastinggeld willen wél hun volledige belasting betalen, omdat dit een sociale plicht is voor iedereen. Als lid van de gemeenschap draagt iedereen financiële medeverantwoordelijkheid.

Sommigen weigeren nu reeds een symbolisch bedrag, of het bedrag dat ze moeten bijbetalen, aan de belastingdienst over te maken, maar ze storten dat bedrag wel op het voorlopig vredesbelastingfonds van de Aktie Vredesbelasting. Dit geld wordt ter beschikking van de regering gehouden totdat het parlement een wettelijke regeling heeft uitgewerkt die aan het gewetensbezwaar tegemoet komt.

 

2. "Ze willen geen belasting voor het leger betalen."

De fout zit in het woord willen. Er zijn veel dingen waarvoor men liever niet zou willen betalen, maar waarvoor men toch betaalt, omdat hierover een parlementaire beslissing is genomen. Voor bewapening en oorlogsvoorbereiding kunnen we echter niet betalen, omdat ons geweten het ons niet toelaat. Het geweten is in verschillende internationale conventies erkend als een mensenrecht. Dit staat zo in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en in het Internationaal Verdrag voor de Burgerlijke en Politieke Rechten (BUPO). Het geweten moet dus gerespecteerd worden, ook/juist indien de gewetensbezwaarden geen parlementaire meerderheid vormen. Onze democratie is verfijnd genoeg om individuen niet te dwingen tegen hun geweten in te handelen.

 

3. "We moeten ons toch verdedigen en daarvoor is in laatste instantie enkel militair geweld efficiënt."

Velen onder ons zijn het er mee eens dat we ons mogen en moeten verdedigen, maar wijzen militair geweld als immoreel en inefficiënt van de hand. De les uit millennia van militair optreden is er geen van verdediging, maar vooral van aanvallen en nederlagen, dood, vernieling en onderdrukking. Het alternatief gebruikt middelen waarbij alle mensen elkaar in sociaal verband weerbaar maken tegen onrecht.

Ook legers die beweren de vrede te dienen (blauwhelmen) zitten op het verkeerde spoor. De legers van de UNO lijden aan dezelfde kwalen van militarisme als andere legers. De inzet van wapens leidt tot een spiraal van geweld. Met wapens kan men geen duurzame vrede bereiken. Het goede doel, een vreedzame maatschappij, kan men enkel bereiken door een civiele (d.w.z. burger- en beschaafde) vredesopbouw.

Zelfs indien dit derde misverstand waar zou zijn en sociale verdediging niet efficiënt zou zijn, doet dit niets af aan de wenselijkheid van de erkenning van het recht op het individuele gewetensbezwaar van degene die op grond van zijn geweten niet medeplichtig kan zijn aan oorlog en bewapening.

 

4. "Als het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld erkend wordt, is het hek van de dam en kan iedereen weigeren om voor bepaalde doeleinden te betalen (b.v. gehandicapten, vluchtelingen,...). Het belastingsysteem zou dan niet meer werken."

Dit misverstand is ingegeven door angst en angst is geen goed uitgangspunt voor politiek. Angst kan toch nooit een criterium zijn om een gewetensbezwaar te beoordelen en niet te erkennen als gewetensbezwaar.

Deze redenering is ook niet juist, want niet iedereen kan zo maar weigeren om voor iets te betalen. Het parlement zal nooit zo'n individualistische weigering tot betalen aanvaarden, omdat die de solidariteit in de samenleving ondermijnt en vooral omdat die niet op het geweten is gebaseerd. Zo maar weigeren om te betalen voor bvb gehandicapten kan hoogstens een (oneerbare) politieke keuze zijn, die men niet kan verdedigen op grond van het geweten en ook niet graag openlijk zal verdedigen (in tegenstelling tot het weigeren om mee te werken aan abortus of euthanasie).

In het belastingsysteem zitten veel artikels, uitzonderingen, mazen, waarvan vooral de rijken met allerlei financiële spitstechnologie gebruik maken zonder dat het belastingsysteem in duigen valt. Het zal dus ook niet in duigen vallen door de oprichting van een vredesbelastingfonds.
Het belastingsysteem dient het algemeen welzijn; het geweten ook. Een belastingsysteem dat het geweten niet respecteert, is dus dringend aan herziening toe.

 

5. "In een democratie moet niet de burger maar het parlement beslissen over de verdeling van de uitgaven."

Dit is zeker een zinvol standpunt, maar nogal formeel. Want het kan ook anders, als men het wil. Bv. op het federale belastingformulier in de Verenigde Staten luidt de eerste vraag aan elk van beide echtgenoten: "Wilt U dat er 1$ naar het campagnefonds voor de presidentsverkiezingen gaat?" In sommige deelstaten wordt een gelijkaardige vraag gesteld. Het is dus mogelijk in een democratie dat de individuele belastingbetaler een bestemming geeft aan een deel van zijn belastinggeld. Als het parlement zelf het goedvindt, is het budgetrecht van het parlement dus niet aangetast. We verwijzen ook naar de Duitse Kirchensteuer.

In Nederland bestaan er een tiental wetten waarbij gewetensbezwaarden worden vrijgesteld van het betalen van premiebetalingen voor sociale verzekeringen. Vrijgestelden dienen eenzelfde bedrag als extra loon- of inkomstenbelasting aan de belastingdienst te voldoen. Vergelijkbare oplossingen zijn gevonden in de gevallen van de wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen en de zogenaamde Kalkar-heffing.

In het rapport Gewetensbezwaren vragen aandacht van het wetenschappelijk instituut van het (Nederlandse) CDA (mei 1983) werd geconcludeerd dat er “geen principiële redenen zijn die een belemmering zouden vormen voor de erkenning van gewetensbezwaren tegen betaling van het gedeelte van de directe belastingen, dat geacht kan worden bestemd te zijn voor militaire defensie”. De opstellers van dit rapport menen tevens “dat ‘vooralsnog’ praktische organisatorische belemmeringen evenmin aannemelijk zijn gemaakt." (ibid. § 4)

Het Belgische parlement heeft het in 1964 goedgevonden dat individuele burgers zich op grond van hun geweten fysiek aan de militaire dienst konden onttrekken. Toch behield het parlement het recht om militaire verdediging te regelen en het legercontingent te bepalen, evenals de voorwaarden waarin de vervangende burgerdienst moest worden vervuld.

Het vredesbelastingfonds zal ook onder parlementaire controle staan. Het parlement keurt de oriëntering van een deel van de belastinggelden naar vredeswerk goed en behoudt een jaarlijkse controle. De democratie is dus helemaal niet in gevaar.

Zolang het geheroriënteerde bedrag beperkt is, zal het parlement daar in zijn werking geen hinder van ondervinden. Zodra het groter zou worden door massale steun van de belastingbetaler, zal een responsabel parlement dat inspeelt op de maatschappelijke evolutie, vanzelf besluiten trekken en de financiering van de defensiepolitiek herzien.

Het budgetrecht van het parlement is oorspronkelijk ingevoerd om het volk te beschermen tegen willekeur en machtsmisbruik van koningen en keizers. Het mag natuurlijk nu niet door het parlement of de regering ingeroepen en misbruikt worden om tegen de wil van het volk zijn eigen wil door te drukken.

 

6. "De wet is de wet en die moet gerespecteerd worden.”

Wetten zijn inderdaad nodig om de maatschappij te laten functioneren. Maar sommige wetten zijn niet goed en wetten kunnen veranderd worden. Veel wetten, die wij nu normaal vinden zoals wetten over stemrecht en stakingsrecht, zijn slechts tot stand gekomen na lange sociale en politieke strijd met inbegrip van acties van burgerlijke ongehoorzaamheid.

Bovenstaand misverstand herinnert ons op onaangename wijze aan "Befehl ist Befehl." Individuele burgers en militairen hebben in Neurenberg gepoogd om met dit argument hun oorlogsmisdaden te verrechtvaardigen. Het Handvest van Neurenberg bepaalt sindsdien dat niet enkel regeringen en leiders verantwoordelijk zijn voor misdrijven tegen de vrede. Ook medeplichtigen die hebben deelgenomen aan de voorbereiding van dergelijke misdrijven zijn individueel aansprakelijk (Artikel 6).

Het bestaan van een wet houdt niet in dat die wet goed is. De kerkvader Augustinus zei: "Iniusta lex non est lex." En toen Martin Luther King in 1963 voor overtreding van een wet in de gevangenis van Birmingham (Alabama) zat, was hij het met Augustinus eens dat een onrechtvaardige wet helemaal geen wet is.

Vóór 1964 overtraden Belgische gewetensbezwaarden tegen militaire dienst de wetten op de dienstplicht op grond van hun geweten. Moreel gezien hadden ze gelijk, maar ze hebben tot 1964 moeten wachten om hun gelijk erkend te krijgen door het parlement.

Er is dus in het recht duidelijk een evolutie aan de gang. Het recht op erkenning van gewetensbezwaren wordt steeds meer uitgebreid, vooral in internationale fora.

 

7. “Het gewetensbezwaar tegen militaire dienst bestaat en is erkend. Maar dit is helemaal iets anders dan het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggelden.”

Technisch gezien is er inderdaad een verschil. In het ene geval is er een directe fysieke betrokkenheid; in het tweede geval is er een indirectere betrokkenheid via het geld. Maar het principe is hetzelfde. Wij kunnen niet meedoen aan bewapening, oorlog of oorlogsvoorbereiding door fysieke medewerking, maar ook niet door financiële medewerking. Juist in deze tijd waarin de fysieke medewerking niet meer verplicht is, wordt de financiële medeplichtigheid des te belangrijker. Legers vergen nu minder manschappen dan vroeger, maar meer geld wegens de high-tech oorlogvoering. Is de burger die via zijn belastinggeld een (beroeps)militair in staat stelt om een medemens te doden minder schuldig dan de militair die persoonlijk een mens doodt?

Gezien het gewetensbezwaar in militaire zaken door de wetgever uitdrukkelijk werd erkend, is de fiscale wetgeving strijdig met deze eigen interne wetgeving, als zij aan de burger niet diezelfde gewetensvrijheid waarborgt.

 

8. "Niet de belastingbetaler maar de overheid is verantwoordelijk voor het gevoerde beleid.

De overheid is inderdaad verantwoordelijk voor het gevoerde beleid, maar dan wel tegenover de belastingbetaler. Deze is verder ook individueel verantwoordelijk volgens artikel 6 van het Handvest van Neurenberg, dat behoort tot het internationaal recht. Elke daad die een misdrijf tegen de vrede vergemakkelijkt of mogelijk maakt kan een individueel stafbaar feit uitmaken. Wie financiële middelen verschaft die een dergelijke handeling mogelijk maken is evident medeplichtig. De burger kan dus door niemand, ook niet door de overheid via haar fiscale wetgeving, gedwongen worden tot medeplichtigheid aan een misdrijf tegen de vrede.

In een parlementaire democratie oefent de burger zijn politieke verantwoordelijkheid voor een deel via het parlement uit, maar hij kan nooit zijn ultieme morele verantwoordelijkheid afleggen.

 

9. "Er is geen verband tussen de belastingbijdrage en de bestemming ervan.
Er bestaat geen oorlogsbelasting. Alles gaat in één pot en alles wordt uit één pot betaald."

Deze redenering is een abstractie. In juni 1993 toonde de BRTN in het journaal beelden van een demonstratie van Somaliërs na een Amerikaans bombardement. Op een bord stond: "U.S. tax payers, this is what your tax dollars are doing to us!" Beschoten Somaliërs weten blijkbaar zeer goed dat er wel een verband bestaat tussen belastinggeld en oorlog.

Toen de Duitse regering een speciale belasting wilde heffen om de uitgaven voor de Golfoorlog te dekken, ontstond hiertegen een sterk protest. Om het gat in de begroting te dekken heeft de Duitse regering er dan maar een andere naam aan gegeven en het een solidariteitsbijdrage voor de hereniging van Oost en West genoemd. Het feit blijft dat er een belasting werd geheven om een oorlog te bekostigen.

Of de burger nu een globale bijdrage betaalt of een specifieke retributie onder de vorm van een fietsenbelasting, kijk- en luistergeld of oorlogsbelasting of niet, de uitgaven gebeuren meestal uit één grote pot. Dit neemt niet weg dat deze uitgaven enkel mogelijk zijn dank zij de contributies en retributies van de belastingbetaler. Hiermee wordt dan een goede of slechte verkeers-, omroep- of defensiepolitiek gevoerd.

Een vredesbelastingfonds is wel mogelijk. Er bestaan ook andere begrotingsfondsen die gestijfd worden door sommige op de Rijksmiddelenbegroting aangerekende ontvangsten. Zo wordt het "fonds bestemd ter vergoeding van de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden" rechtstreeks gefinancierd met boeten van veroordelingen in allerhande zaken.

 

10. "De gewetensbezwaarden tegen de militaire bestemming van hun belastinggeld maken zich illusies over een vredesbelastingfonds, want de militaire uitgaven worden daardoor niet verlaagd. De regering en het parlement beslissen hoeveel er aan militaire defensie zal worden besteed."

De gewetensbezwaarden tegen de fysieke militaire dienst maken zich ook illusies over hun burgerdienst, die ook geen echte vermindering van de oorlogsactiviteiten meebrengt. Regering en parlement beslissen hoe groot het legercontingent zal zijn. En toch is er een wet voor gewetensbezwaarden tegen fysieke militaire dienst.

Een vermindering van het legercontingent en van de militaire uitgaven willen wij graag bekomen, maar kunnen we op grond van ons individueel geweten niet eisen van het parlement. De meerderheid heeft het recht om een bepaalde (volgens ons verkeerde, ondoelmatige en immorele) politiek te voeren. Maar de meerderheid, vooral als die correct in haar schoenen staat, moet het recht op gewetensbezwaar kunnen erkennen en beschouwen als een verfijning van de democratie.

Argumenten en tegenargumenten

 

1 Als je het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld (GBMBB) erkent, komt iedereen aanzetten met een gewetensbezwaar en dat willen we niet.

In 1964 werd het gewetensbezwaar tegen de militaire dienstplicht erkend. Deze erkenning heeft geen toeloop van vragen tot erkenning van andere gewetensbezwaren tot gevolg gehad. Het heeft wél als resultaat gehad dat mensen zich meer erkend voelden en dat straalt uiteindelijk af op het welbevinden van de ganse samenleving. Indíen de erkenning van het GBMBB tot gevolg zou hebben dat ook een andere groep om de erkenning van zijn gewetensbezwaar zou vragen op fiscaal vlak, dan dient dit verzoek door het Parlement op zijn verdienste te worden beoordeeld en door een specifieke wet te worden geregeld. Het Charter van de Basisrechten van de Europese Unie (Charter van Nice, 2000, artikel 10, vertaald uit de Engelse versie) stelt: “Het recht op het gewetensbezwaar wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dat recht regelen”. Indien het GBMBB erkend wordt als gewetensbezwaar, behoort er een redelijke (en zelfs voor de hand liggende) oplossing te worden aangeboden. In ons wetsvoorstel is dat een doorstorting aan een organiek fonds, een op te richten Vredesfonds. Hoe het ook zij, de erkenning van een gewetensbezwaar zal nooit minder inkomsten voor de Staat tot gevolg hebben, enkel een specifieke heroriëntering.

Er bestaan natuurlijk nog bezwaren tegen de besteding van belastinggeld (voor sociale uitkeringen, de opera, vluchtelingen enz.), maar het parlement zal wel een onderscheid weten te maken tussen een politieke keuze of egoïstische bedoelingen enerzijds en onoverkomelijke gewetensbezwaren in kwesties van leven en dood anderzijds.

Aangezien het gewetensbezwaar in militaire zaken door de wetgever uitdrukkelijk werd erkend, is de fiscale wetgeving strijdig met deze interne wetgeving, als zij de burger niet dezelfde gewetensvrijheid waarborgt.

 

2. Er is geen wet die zegt wat een gewetensbezwaar is. Een voorafgaande definitie is nodig om misbruiken te voorkomen.

Het parlement kan niet op voorhand zeggen wat in de toekomst een gewetensbezwaar zal zijn. Het zou daardoor latere parlementen vastzetten. De maatschappij en de cultuur zijn namelijk steeds in ontwikkeling. Ook in de wet op de gewetensbezwaarden tegen militaire dienst komt geen definitie van een gewetensbezwaar in het algemeen voor.

Alle reeds erkende gewetensbezwaren hebben te maken met de overtuiging “dat men de evenmens niet mag doden” (art. 1 van de Belgische gecoördineerde wet van 20-4-1989). Internationale verdragen, zoals het Internationaal Verdrag over Burgerlijke en Politieke Rechten (BuPo) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) erkennen de gewetensvrijheid en de uiting daarvan, zonder verdere definitie van de inhoud van het geweten en zonder de vermelding van het gewetensbezwaar. Het VN Comité voor de Mensenrechten (Human Rights Committee) is explicieter en zegt in zijn General Comment N° 22 (48) van 20-7-1993 over artikel 18 van het BuPo dat “het recht op gewetensbezwaar kan worden afgeleid van artikel 18 van het BuPo in zover de verplichting om dodelijk geweld te gebruiken in ernstig conflict kan komen met de vrijheid van geweten en het recht om zijn godsdienst of overtuiging te uiten.” (§ 11)

Deze uitspraak is ons inziens volledig toepasbaar op het gewetensbezwaar tegen medeplichtigheid aan “dodelijk geweld” via het betalen van belasting voor militaire uitgaven. Medeplichtigheid is namelijk een bekend begrip in het recht. Wie als gewetensbezwaarde tegen dodelijk geweld verplicht wordt door de Staat financiële of logistieke steun te verlenen aan een handeling van dodelijk geweld door anderen, wordt tegen zijn geweten in en buiten zijn wil om schuldig gemaakt door medeplichtigheid.

 

3. Er moet toch een leger zijn.

De erkenning van het gewetensbezwaar vormt geen belemmering voor het beleid van de meerderheid in het parlement om een leger in stand te houden. De erkenning van het gewetensbezwaar tegen de fysieke militaire dienst hield trouwens ook geen vermindering of afschaffing van de krijgsmacht in. Zo’n vermindering of afschaffing staat ook nu niet in het wetsvoorstel en wordt in de toelichting ervan afgewezen. Een erkenning van een gewetensbezwaar is een regeling voor een minderheid die zelf niet de macht heeft om het beleid te veranderen.

 

4. We willen geen multiple-choice-democratie. De regering en het parlement moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en keuzes maken.

VRAK is ook geen voorstander van een “democratie à la carte”. Regering en parlement moeten een beleid voeren dat beantwoordt aan de noden van de bevolking, één dat juist en rechtvaardig is. Bij de belastingaangifte bestaan er voor rijken en grote bedrijven zo veel aftrekposten, uitzonderingen en trucjes om minder belasting te betalen dat men is gaan spreken van ‘fiscale spitstechnologie’ Deze toegevendheid van het parlement aan winstbejag steekt schril af tegen de weigering om het gewetensbezwaar tegen medeplichtigheid aan doden te erkennen en fiscaal te regelen. Nochtans vragen wij niet om minder belasting te betalen, enkel dat het militaire deel ervan een andere bestemming zou krijgen.

 

5. …want dan is het hek van de dam.

In verschillende domeinen in het fiscale is het hek al van de dam zonder dat dit tot onbestuurbaarheid heeft geleid. Zo kan de belastingbetaler giften aan allerlei organisaties overmaken en daarvoor aftrek van belasting bekomen. Wie 200 € aan giften stort, kan daarvoor tot 100 € minder belasting betalen. Giften voor vrede en geweldloze conflictoplossing zijn echter van deze regeling uitgesloten. Onze vraag is er niet één om minder belasting te betalen maar het militaire deel ervan een vredesbestemming te geven. De totale belastingopbrengst voor de Staat blijft even groot.

Het hek is ook al van de dam door de vele wettelijk toegestane fiscale aftrekposten. Veel van die fiscale uitgaven kunnen worden verdedigd omdat ze van maatschappelijk belang zijn: hypothecaire leningen, uitgaven voor kinderopvang, PWA-cheques, dienstencheques enz.

De fiscale uitgaven (eigenlijk: minder fiscale inkomsten voor de staat) vermeld in de voorgaande paragrafen belopen tot 20% van de inkomsten uit personenbelasting! Het gaat hier dus over zeer hoge bedragen. De werking van de staat en het budgetrecht van het parlement zullen heus niet in het gedrang komen als een aantal gewetensbezwaarden zou vragen om het militaire deel van hun belasting naar een civiel vredesfonds over te hevelen.

Wie via goedgekeurde giften en andere aftrekposten een deel van zijn belastinggeld terugkrijgt, geeft met toestemming van de wetgever, een bestemming aan zijn belastinggeld, namelijk zichzelf!

Waarom wordt het hek wijd open gezet voor allerlei maatschappelijk waardevolle en ook minder rechtvaardige fiscale uitgaven, maar wordt het hek dichtgehouden voor gewetensbezwaarden die op grond van hun diepste overtuiging niet fiscaal medeplichtig kúnnen zijn voor dood en oorlog, maar wel bereid zijn belasting voor leven en vrede te betalen?

 

6. Het budgetrecht van het parlement en de niet-affectatie van de inkomsten moeten worden gerespecteerd.

In het algemeen zijn de gezamenlijke ontvangsten bestemd voor gezamenlijke uitgaven. Deze universaliteit van inkomsten en uitgaven houdt ook de niet-affectatie van de inkomsten in. Toch is het wetsvoorstel niet ongrondwettelijk. Er bestaat een bij wet geregelde afwijking, nl. het organiek begrotingsfonds, voorzien in artikel 45, § 1 van de Gecoördineerde wetten op de overheidsuitgaven. Dit laat toe om bepaalde ontvangsten aan bepaalde uitgaven toe te wijzen. Zo’n begrotingsfonds wordt opgericht door het parlement, dat dus de bestemming van bepaalde (niet exact voorspelbare) inkomsten vastlegt. Het parlement kan dus ook toestemming geven aan de belastingbetaler om het militaire deel van zijn belastinggeld te richten, niet naar zichzelf zoals bij fiscale aftrek het geval is, maar naar een vredesfonds. De belastingbetaler heeft hier geen fiscaal voordeel bij, maar er wordt wel tegemoet gekomen aan zijn geweten. De oprichting van een vredesbelastingfonds hangt dus af van de politieke wil van het parlement om dit gewetensbezwaar ernstig te nemen. Bovendien wordt er via een redelijke en voor de hand liggende oplossing aan vredesopbouw gedaan.

 

7. Als belastingbetalers belastinggeld in een organiek vredesfonds mogen storten, zijn er minder inkomsten voor de algemene begroting en zal de regering moeten besnoeien op andere begrotingsposten.


Theoretisch is dat juist. Maar voor een deel is het een schijnprobleem. Het geld dat in het organiek vredesfonds wordt gestort, dient ook voor verdediging, nl. civiele verdediging. De militaire uitgaven plus het vredesfonds samen maken de Belgische uitgaven voor landsverdediging uit. Ook tegenover de NAVO kan de regering wijzen op de grote verdedigings- en vredesinspanning die België levert (aangenomen dat de regering meer verantwoording aan de NAVO dan aan de bevolking schuldig is).

In het totaal blijven de belastingontvangsten gelijk. Indien het aantal gewetensbezwaarden beperkt blijft, veranderen de inkomsten voor de totale algemene begroting niet noemenswaardig. De opmaak van de begroting voor militaire defensie en al de andere begrotingsposten lijden dan nauwelijks onder de heroriëntering van het belastinggeld van de gewetensbezwaarden naar het organiek begrotingsfonds voor civiele vredesopbouw. Het is mogelijk dat het begrotingsevenwicht tijdelijk dreigt verstoord te worden indien er veel geld op dat vredesfonds en wat minder voor de algemene begroting zou binnenkomen. In dat geval heeft de regering het belang dat de bevolking aan civiele vredesinspanningen hecht, kennelijk onderschat. Ze zal dan bij de begrotingscontrole en vooral samen met het parlement bij de opmaak van de volgende begrotingen politieke keuzes moeten maken over inkomsten en uitgaven. Het is nu juist de taak van de regering en parlement om aan de vredeswens van de bevolking tegemoet te komen.

 

8. We zijn tegen een doorgedreven individualisme en voor solidariteit. Het is aan de staat om over die solidariteit te waken.

We kunnen dit volledig onderschrijven. De staat moet kiezen voor de bescherming van de zwakken. Ook moet een echte democratische staat bewust minderheden en gewetens-bezwaarden respecteren. Minderheden dienen de kans te krijgen hun inbreng in de maatschappij te leveren en op die manier de democratie te verfijnen. Gewetensbezwaarden tegen de militaire dienst en tegen de militaire bestemming van belastinggeld zijn juist als individu in hoge mate solidair met het maatschappelijk welzijn en de vredesopbouw. De traditionele generatie van burgerlijke en politieke mensenrechten, zoals godsdienst- en gewetensvrijheid, zijn deels individueel, maar ze hebben ook een positieve invloed op het democratische gehalte van de staat. We kunnen de staat enkel uitnodigen om deze basisdemocratie positief te gebruiken. Gekoppeld aan recentere meer economische, sociale en culturele mensenrechten, waaronder vrede, leveren de mensenrechtenorganisaties en NGO’s een waardevolle bijdrage tot de samenleving op lokaal, nationaal en mondiaal niveau.

 

9. Het gelijkheidsbeginsel staat in de grondwet ingeschreven. Als het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld erkend wordt, kan iedereen die meent een gewetensbezwaar te hebben naar de rechtbank (en zo naar het Arbitragehof) stappen om zijn beklag te doen en een gelijke behandeling te krijgen. Op die manier zal niet het parlement maar de rechtbank uitmaken wat een gewetensbezwaar is.

Het recht op gewetensbezwaar is al erkend in zaken van leven en dood (militaire dienst, euthanasie, abortus). Rechtbanken kunnen wel wijzen op discriminatie, schending van het gelijkheidsbeginsel en anomalieën in het rechtssysteem van een bepaald land. Ze werken echter op basis van bestaande wetten en maken zelf geen wetten. Dat doet het parlement

Dit soort tegenargumenten is vooral ingegeven door angst en angst is een slechte raadgever in politiek. Ze belemmert een moedig spreken en handelen van politici. Ze verhindert vaak mensen om te doen wat goed en rechtvaardig is en moet gedaan worden.

 

10. Het is beter om een vredesinstituut op te richten dan een vredesbelastingfonds.

Het budget voor een vredesinstituut zal niet tegemoet komen aan de gewetensnood van de gewetensbezwaarde indien de gewetensbezwaarde niet expliciet en individueel erkend wordt. Bovendien moet dit budget overeenkomen met 8,55 % van de inkomstenbelastingen van alle gewetensbezwaarden samen, d.i .het percentage dat nu een militaire bestemming heeft.

Als de angst niet zo meespeelde, zou het vredesbelastingfonds prachtige zaken kunnen realiseren, zoals opgesomd in het wetsvoorstel. Overal bestaan er grote en kleine initiatieven om aan vredesopbouw te doen: van de kleine equipes van Peace Brigades International en de grotere aanpak van de Geweldloze Vredesmacht (Nonviolent Peaceforce) tot de reeds bestaande, soms nog embryonale, staatsprogramma’s voor geweldloze conflicthantering in Duitsland, Noorwegen, Nederland … en België.

De middelen van het Vredesbelastingfonds zouden rechtstreeks aan die programma’s kunnen worden besteed. Op die manier wordt het gewetensbezwaar gerespecteerd en krijgt vredesopbouw reëel gestalte.

 

naar start