VEEL
GESTELDE VRAGEN EN OPMERKINGEN OVER ONS WETSVOORSTEL
|
Tien misverstanden
1. "Ze zoeken een manier om minder belasting te betalen." Dit is niet juist.
Gewetensbezwaarden tegen de militaire bestemming van belastinggeld willen
wél hun volledige belasting betalen, omdat
dit een sociale plicht is voor iedereen. Als lid van de gemeenschap draagt
iedereen financiële medeverantwoordelijkheid. Sommigen weigeren nu reeds een symbolisch bedrag, of het bedrag dat ze moeten bijbetalen, aan de belastingdienst over te maken, maar ze storten dat bedrag wel op het voorlopig vredesbelastingfonds van de Aktie Vredesbelasting. Dit geld wordt ter beschikking van de regering gehouden totdat het parlement een wettelijke regeling heeft uitgewerkt die aan het gewetensbezwaar tegemoet komt.
2. "Ze willen geen belasting voor het leger betalen." De fout zit in het woord willen. Er zijn veel dingen waarvoor men liever niet zou willen betalen, maar waarvoor men toch betaalt, omdat hierover een parlementaire beslissing is genomen. Voor bewapening en oorlogsvoorbereiding kunnen we echter niet betalen, omdat ons geweten het ons niet toelaat. Het geweten is in verschillende internationale conventies erkend als een mensenrecht. Dit staat zo in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en in het Internationaal Verdrag voor de Burgerlijke en Politieke Rechten (BUPO). Het geweten moet dus gerespecteerd worden, ook/juist indien de gewetensbezwaarden geen parlementaire meerderheid vormen. Onze democratie is verfijnd genoeg om individuen niet te dwingen tegen hun geweten in te handelen.
3. "We moeten ons toch verdedigen en daarvoor is in laatste instantie enkel militair geweld efficiënt." Velen onder ons zijn
het er mee eens dat we ons mogen en moeten verdedigen, maar wijzen militair
geweld als
immoreel
en inefficiënt van de hand.
De les uit millennia van militair optreden is er geen van verdediging,
maar vooral van aanvallen en nederlagen, dood, vernieling en onderdrukking.
Het alternatief gebruikt middelen waarbij alle mensen elkaar in sociaal
verband weerbaar maken tegen onrecht. Ook legers die beweren de vrede te dienen (blauwhelmen) zitten op het verkeerde
spoor. De legers van de UNO lijden aan dezelfde kwalen van militarisme als andere
legers. De inzet van wapens leidt tot een spiraal van geweld. Met wapens kan
men geen duurzame vrede bereiken. Het goede doel, een vreedzame maatschappij,
kan men enkel bereiken door een civiele (d.w.z. burger- en beschaafde) vredesopbouw. Zelfs indien dit derde misverstand waar zou zijn en sociale verdediging niet efficiënt zou zijn, doet dit niets af aan de wenselijkheid van de erkenning van het recht op het individuele gewetensbezwaar van degene die op grond van zijn geweten niet medeplichtig kan zijn aan oorlog en bewapening.
4. "Als het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld erkend wordt, is het hek van de dam en kan iedereen weigeren om voor bepaalde doeleinden te betalen (b.v. gehandicapten, vluchtelingen,...). Het belastingsysteem zou dan niet meer werken." Dit misverstand is ingegeven door angst en angst is geen goed uitgangspunt
voor politiek. Angst kan toch nooit een criterium zijn om een gewetensbezwaar
te beoordelen en niet te erkennen als gewetensbezwaar. Deze redenering is ook niet juist, want niet iedereen kan zo maar weigeren om
voor iets te betalen. Het parlement zal nooit zo'n individualistische weigering
tot betalen aanvaarden, omdat die de solidariteit in de samenleving ondermijnt
en vooral omdat die niet op het geweten is gebaseerd. Zo maar weigeren om te
betalen voor bvb gehandicapten kan hoogstens een (oneerbare) politieke keuze
zijn, die men niet kan verdedigen op grond van het geweten en ook niet graag
openlijk zal verdedigen (in tegenstelling tot het weigeren om mee te werken aan
abortus of euthanasie). In het belastingsysteem
zitten veel artikels, uitzonderingen, mazen, waarvan vooral de rijken
met allerlei financiële spitstechnologie gebruik maken
zonder dat het belastingsysteem in duigen valt. Het zal dus ook niet in duigen
vallen door de oprichting van een vredesbelastingfonds.
5. "In een democratie moet niet de burger maar het parlement beslissen over de verdeling van de uitgaven." Dit is zeker een
zinvol standpunt, maar nogal formeel. Want het kan ook anders, als men
het wil. Bv. op
het federale
belastingformulier in de Verenigde
Staten luidt de eerste vraag aan elk van beide echtgenoten: "Wilt
U dat er 1$ naar het campagnefonds voor de presidentsverkiezingen gaat?" In
sommige deelstaten wordt een gelijkaardige vraag gesteld. Het is dus mogelijk
in een democratie dat de individuele belastingbetaler een bestemming geeft
aan een deel van zijn belastinggeld. Als het parlement zelf het goedvindt,
is het budgetrecht van het parlement dus niet aangetast. We verwijzen ook
naar de Duitse Kirchensteuer. In Nederland bestaan er een tiental wetten waarbij gewetensbezwaarden worden
vrijgesteld van het betalen van premiebetalingen voor sociale verzekeringen.
Vrijgestelden dienen eenzelfde bedrag als extra loon- of inkomstenbelasting aan
de belastingdienst te voldoen. Vergelijkbare oplossingen zijn gevonden in de
gevallen van de wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen en de zogenaamde
Kalkar-heffing. In het rapport Gewetensbezwaren
vragen aandacht van het wetenschappelijk instituut van het (Nederlandse)
CDA (mei 1983) werd geconcludeerd dat er “geen principiële
redenen zijn die een belemmering zouden vormen voor de erkenning van gewetensbezwaren
tegen betaling van het gedeelte van de directe belastingen, dat geacht kan worden
bestemd te zijn voor militaire defensie”. De opstellers van dit rapport
menen tevens “dat ‘vooralsnog’ praktische organisatorische
belemmeringen evenmin aannemelijk zijn gemaakt." (ibid. § 4) Het Belgische parlement heeft het in 1964 goedgevonden dat individuele burgers
zich op grond van hun geweten fysiek aan de militaire dienst konden onttrekken.
Toch behield het parlement het recht om militaire verdediging te regelen en het
legercontingent te bepalen, evenals de voorwaarden waarin de vervangende burgerdienst
moest worden vervuld. Het vredesbelastingfonds
zal ook onder parlementaire controle staan. Het parlement keurt de oriëntering
van een deel van de belastinggelden naar vredeswerk goed en behoudt een
jaarlijkse controle. De democratie
is dus
helemaal niet
in gevaar. Zolang het geheroriënteerde
bedrag beperkt is, zal het parlement daar in zijn werking geen hinder
van ondervinden. Zodra het groter zou
worden
door massale
steun van de belastingbetaler, zal een responsabel parlement dat inspeelt
op de maatschappelijke evolutie, vanzelf besluiten trekken en de financiering
van de defensiepolitiek herzien. Het budgetrecht van het parlement is oorspronkelijk ingevoerd om het volk te beschermen tegen willekeur en machtsmisbruik van koningen en keizers. Het mag natuurlijk nu niet door het parlement of de regering ingeroepen en misbruikt worden om tegen de wil van het volk zijn eigen wil door te drukken.
6. "De wet is de wet en die moet gerespecteerd worden.” Wetten zijn inderdaad nodig om de maatschappij te laten functioneren.
Maar sommige wetten zijn niet goed en wetten kunnen veranderd worden. Veel
wetten, die wij nu normaal vinden zoals wetten over stemrecht en stakingsrecht,
zijn slechts tot stand gekomen na lange sociale en politieke strijd met
inbegrip van acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Bovenstaand misverstand
herinnert ons op onaangename wijze aan "Befehl ist
Befehl." Individuele burgers en militairen hebben in Neurenberg gepoogd
om met dit argument hun oorlogsmisdaden te verrechtvaardigen. Het Handvest
van Neurenberg bepaalt sindsdien dat niet enkel regeringen en leiders verantwoordelijk
zijn voor misdrijven tegen de vrede. Ook medeplichtigen die hebben deelgenomen
aan de voorbereiding van dergelijke misdrijven zijn individueel aansprakelijk
(Artikel 6). Het bestaan van een
wet houdt niet in dat die wet goed is. De kerkvader Augustinus zei: "Iniusta lex non est lex." En
toen Martin Luther King in 1963 voor overtreding van een wet in de gevangenis
van Birmingham (Alabama) zat,
was hij het met Augustinus eens dat een onrechtvaardige wet helemaal geen
wet is. Vóór
1964 overtraden Belgische gewetensbezwaarden tegen militaire dienst de
wetten op de dienstplicht op grond van hun geweten. Moreel gezien
hadden ze gelijk, maar ze hebben tot 1964 moeten wachten om hun gelijk
erkend te krijgen
door het parlement. Er is dus in het recht duidelijk een evolutie aan de gang. Het recht op erkenning van gewetensbezwaren wordt steeds meer uitgebreid, vooral in internationale fora.
7. “Het gewetensbezwaar tegen militaire dienst bestaat en is erkend. Maar dit is helemaal iets anders dan het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggelden.” Technisch gezien
is er inderdaad een verschil. In het ene geval is er een directe fysieke
betrokkenheid;
in het tweede
geval is er een indirectere
betrokkenheid via het geld. Maar het principe is hetzelfde. Wij kunnen
niet meedoen aan bewapening, oorlog of oorlogsvoorbereiding door fysieke
medewerking, maar ook niet door financiële medewerking. Juist in deze
tijd waarin de fysieke medewerking niet meer verplicht is, wordt de financiële
medeplichtigheid des te belangrijker. Legers vergen nu minder manschappen
dan vroeger, maar meer geld wegens de high-tech oorlogvoering. Is de burger
die via zijn belastinggeld een (beroeps)militair in staat stelt om een
medemens te doden minder schuldig dan de militair die persoonlijk een mens
doodt? Gezien het gewetensbezwaar in militaire zaken door de wetgever uitdrukkelijk werd erkend, is de fiscale wetgeving strijdig met deze eigen interne wetgeving, als zij aan de burger niet diezelfde gewetensvrijheid waarborgt.
8. "Niet de belastingbetaler maar de overheid is verantwoordelijk voor het gevoerde beleid. De overheid is inderdaad
verantwoordelijk voor het gevoerde beleid, maar dan wel tegenover de
belastingbetaler.
Deze
is verder ook individueel verantwoordelijk
volgens artikel 6 van het Handvest van Neurenberg, dat behoort tot het
internationaal recht. Elke daad die een misdrijf tegen de vrede vergemakkelijkt
of mogelijk maakt kan een individueel stafbaar feit uitmaken. Wie financiële
middelen verschaft die een dergelijke handeling mogelijk maken is evident
medeplichtig. De burger kan dus door niemand, ook niet door de overheid
via haar fiscale wetgeving, gedwongen worden tot medeplichtigheid aan een
misdrijf tegen de vrede. In een parlementaire democratie oefent de burger zijn politieke verantwoordelijkheid voor een deel via het parlement uit, maar hij kan nooit zijn ultieme morele verantwoordelijkheid afleggen.
9. "Er is geen
verband tussen de belastingbijdrage en de bestemming ervan. Deze redenering is
een abstractie. In juni 1993 toonde de BRTN in het journaal beelden van
een demonstratie
van
Somaliërs na een Amerikaans
bombardement. Op een bord stond: "U.S. tax payers, this is what your
tax dollars are doing to us!" Beschoten Somaliërs weten blijkbaar
zeer goed dat er wel een verband bestaat tussen belastinggeld en oorlog. Toen de Duitse regering een speciale belasting wilde heffen om de uitgaven voor
de Golfoorlog te dekken, ontstond hiertegen een sterk protest. Om het gat in
de begroting te dekken heeft de Duitse regering er dan maar een andere naam aan
gegeven en het een solidariteitsbijdrage voor de hereniging van Oost en West
genoemd. Het feit blijft dat er een belasting werd geheven om een oorlog te bekostigen. Of de burger nu een
globale bijdrage betaalt of een specifieke retributie onder de vorm van
een fietsenbelasting, kijk- en luistergeld of oorlogsbelasting
of niet, de uitgaven gebeuren meestal uit één grote pot. Dit
neemt niet weg dat deze uitgaven enkel mogelijk zijn dank zij de contributies
en retributies
van de belastingbetaler. Hiermee wordt dan een goede of slechte verkeers-,
omroep- of defensiepolitiek gevoerd. Een vredesbelastingfonds is wel mogelijk. Er bestaan ook andere begrotingsfondsen die gestijfd worden door sommige op de Rijksmiddelenbegroting aangerekende ontvangsten. Zo wordt het "fonds bestemd ter vergoeding van de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden" rechtstreeks gefinancierd met boeten van veroordelingen in allerhande zaken.
10. "De gewetensbezwaarden tegen de militaire bestemming van hun belastinggeld maken zich illusies over een vredesbelastingfonds, want de militaire uitgaven worden daardoor niet verlaagd. De regering en het parlement beslissen hoeveel er aan militaire defensie zal worden besteed." De gewetensbezwaarden tegen de fysieke militaire dienst maken zich ook
illusies over hun burgerdienst, die ook geen echte vermindering van de
oorlogsactiviteiten meebrengt. Regering en parlement beslissen hoe groot
het legercontingent zal zijn. En toch is er een wet voor gewetensbezwaarden
tegen fysieke militaire dienst. Een vermindering van het legercontingent en van de militaire uitgaven willen wij graag bekomen, maar kunnen we op grond van ons individueel geweten niet eisen van het parlement. De meerderheid heeft het recht om een bepaalde (volgens ons verkeerde, ondoelmatige en immorele) politiek te voeren. Maar de meerderheid, vooral als die correct in haar schoenen staat, moet het recht op gewetensbezwaar kunnen erkennen en beschouwen als een verfijning van de democratie. |
Argumenten en tegenargumenten
1 Als je het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld
(GBMBB) erkent, komt iedereen aanzetten met een gewetensbezwaar en dat
willen we niet. Er bestaan natuurlijk
nog bezwaren tegen de besteding van belastinggeld (voor sociale uitkeringen,
de opera, vluchtelingen enz.), maar het parlement
zal wel een onderscheid weten te maken tussen een politieke keuze of
egoïstische
bedoelingen enerzijds en onoverkomelijke gewetensbezwaren in kwesties
van leven en dood anderzijds. Aangezien het gewetensbezwaar in militaire zaken door de wetgever uitdrukkelijk werd erkend, is de fiscale wetgeving strijdig met deze interne wetgeving, als zij de burger niet dezelfde gewetensvrijheid waarborgt.
2. Er is geen wet die zegt wat een gewetensbezwaar is. Een voorafgaande
definitie is nodig om misbruiken te voorkomen. Alle reeds erkende
gewetensbezwaren hebben te maken met de overtuiging “dat
men de evenmens niet mag doden” (art. 1 van de Belgische gecoördineerde
wet van 20-4-1989). Internationale verdragen, zoals het Internationaal
Verdrag over Burgerlijke en Politieke Rechten (BuPo) en het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM) erkennen de gewetensvrijheid en de uiting
daarvan, zonder verdere definitie van de inhoud van het geweten en zonder
de vermelding van het gewetensbezwaar. Het VN Comité voor de Mensenrechten
(Human Rights Committee) is explicieter en zegt in zijn General Comment
N° 22 (48) van 20-7-1993 over artikel 18 van het BuPo dat “het
recht op gewetensbezwaar kan worden afgeleid van artikel 18 van het BuPo
in zover de verplichting om dodelijk geweld te gebruiken in ernstig conflict
kan komen met de vrijheid van geweten en het recht om zijn godsdienst of
overtuiging te uiten.” (§ 11) Deze uitspraak is ons inziens volledig toepasbaar op het gewetensbezwaar tegen medeplichtigheid aan “dodelijk geweld” via het betalen van belasting voor militaire uitgaven. Medeplichtigheid is namelijk een bekend begrip in het recht. Wie als gewetensbezwaarde tegen dodelijk geweld verplicht wordt door de Staat financiële of logistieke steun te verlenen aan een handeling van dodelijk geweld door anderen, wordt tegen zijn geweten in en buiten zijn wil om schuldig gemaakt door medeplichtigheid.
3. Er moet toch een leger zijn.
4. We willen geen multiple-choice-democratie. De regering en het parlement
moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en keuzes maken.
5. …want dan
is het hek van de dam. Het hek is ook al van de dam door de vele wettelijk toegestane fiscale
aftrekposten. Veel van die fiscale uitgaven kunnen worden verdedigd omdat
ze van maatschappelijk belang zijn: hypothecaire leningen, uitgaven voor
kinderopvang, PWA-cheques, dienstencheques enz. De fiscale uitgaven (eigenlijk: minder fiscale inkomsten voor de staat)
vermeld in de voorgaande paragrafen belopen tot 20% van de inkomsten uit
personenbelasting! Het gaat hier dus over zeer hoge bedragen. De werking
van de staat en het budgetrecht van het parlement zullen heus niet in het
gedrang komen als een aantal gewetensbezwaarden zou vragen om het militaire
deel van hun belasting naar een civiel vredesfonds over te hevelen. Wie via goedgekeurde giften en andere aftrekposten een deel van zijn belastinggeld
terugkrijgt, geeft met toestemming van de wetgever, een bestemming aan
zijn belastinggeld, namelijk zichzelf! Waarom wordt het hek wijd open gezet voor allerlei maatschappelijk waardevolle en ook minder rechtvaardige fiscale uitgaven, maar wordt het hek dichtgehouden voor gewetensbezwaarden die op grond van hun diepste overtuiging niet fiscaal medeplichtig kúnnen zijn voor dood en oorlog, maar wel bereid zijn belasting voor leven en vrede te betalen?
6. Het budgetrecht van het parlement en de niet-affectatie van de inkomsten
moeten worden gerespecteerd.
7. Als belastingbetalers belastinggeld in een organiek vredesfonds mogen
storten, zijn er minder inkomsten voor de algemene begroting en zal de
regering moeten besnoeien op andere begrotingsposten. In het totaal blijven de belastingontvangsten gelijk. Indien het aantal gewetensbezwaarden beperkt blijft, veranderen de inkomsten voor de totale algemene begroting niet noemenswaardig. De opmaak van de begroting voor militaire defensie en al de andere begrotingsposten lijden dan nauwelijks onder de heroriëntering van het belastinggeld van de gewetensbezwaarden naar het organiek begrotingsfonds voor civiele vredesopbouw. Het is mogelijk dat het begrotingsevenwicht tijdelijk dreigt verstoord te worden indien er veel geld op dat vredesfonds en wat minder voor de algemene begroting zou binnenkomen. In dat geval heeft de regering het belang dat de bevolking aan civiele vredesinspanningen hecht, kennelijk onderschat. Ze zal dan bij de begrotingscontrole en vooral samen met het parlement bij de opmaak van de volgende begrotingen politieke keuzes moeten maken over inkomsten en uitgaven. Het is nu juist de taak van de regering en parlement om aan de vredeswens van de bevolking tegemoet te komen.
8. We zijn tegen een doorgedreven individualisme en voor solidariteit.
Het is aan de staat om over die solidariteit te waken.
9. Het gelijkheidsbeginsel staat in de grondwet ingeschreven. Als het
gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld erkend
wordt, kan iedereen die meent een gewetensbezwaar te hebben naar de rechtbank
(en zo naar het Arbitragehof) stappen om zijn beklag te doen en een gelijke
behandeling te krijgen. Op die manier zal niet het parlement maar de rechtbank
uitmaken wat een gewetensbezwaar is.
10. Het is beter om een vredesinstituut op te richten dan een vredesbelastingfonds. Als de angst niet
zo meespeelde, zou het vredesbelastingfonds prachtige zaken kunnen realiseren,
zoals opgesomd in het wetsvoorstel. Overal bestaan
er grote en kleine initiatieven om aan vredesopbouw te doen: van de kleine
equipes van Peace Brigades International en de grotere aanpak van de
Geweldloze Vredesmacht (Nonviolent Peaceforce) tot de reeds bestaande,
soms nog embryonale,
staatsprogramma’s voor geweldloze conflicthantering in Duitsland,
Noorwegen, Nederland … en België. De middelen van het Vredesbelastingfonds zouden rechtstreeks aan die programma’s kunnen worden besteed. Op die manier wordt het gewetensbezwaar gerespecteerd en krijgt vredesopbouw reëel gestalte. |